Jeugdopleidingsplan C.K.V. H.H.V. JEUGDOPLEIDINGSPLAN 2015-2019 C.K.V. H.H.V. 

Hoofdstuk 1 Inleiding

Hoofdstuk 2 Het opzetten van een goede en gerichte training
2.1 Inleiding
2.2 Kennis en vaardigheden trainers
2.3 De opzet van een training
2.4 Het maken van een planning
2.5 Conclusie

Hoofdstuk 3 Basistechnieken
3.1 Inleiding
3.2 Scoren
3.2.1 Bovenhands-stilstaand
3.2.2 Bovenhands-uit beweging, wegstappen naar achteren
3.2.3 Polsenschot,wegspringen voor balontvangst
3.2.4 Uitwijkbeweging
3.2.5 Doorloopbal
3.2.6 Strafworp
3.2.7 Vrije bal
3.3 Werpen en vangen
3.3.1 Werpen met 1 hand
3.3.2 Werpen met 2 handen
3.3.3 Vangen uit stand met 2 handen
3.3.4 Vangen uit stand met 1 hand
3.3.5 Afvangen in sprong
3.4 Aanvallen individueel
3.5 Techniek van het verdedigen
3.5.1 Een tegen een
3.5.2 Ballijnverdedigen [p.m.]
3.6 Opbouw tot scoren
3.6.1 Samen een aanval opzetten.
3.7 Voorkomen van scoren
3.7.1 Communicatie in de verdediging

Hoofdstuk 4 Prestatieniveaus per leeftijdscategorie
4.1 Niveau 1 (welpen en F-pupillen)
4.2 Niveau 2 (E-pupillen)
4.3 Niveau 3 (D-pupillen)
4.4 Niveau 4 (C-aspiranten)
4.4 Niveau 5 (B-aspiranten)
4.5 Niveau 6 (A-junioren)

Hoofdstuk 5 Warming up / cooling down

Hoofdstuk 6 Communicatie / coaching
6.1 Coachen is moeilijk
6.2 Hoe ervaart de speler het coachen?

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hoofdstuk 1 Inleiding
Het jeugdopleidingsplan HHV valt onder de papaplu van de notitie Technisch Beleid HHV en is een verdere uitwerking van de techniek en tactiek voor de jeugd. Het jeugdopleidingsplan moet voor de jeugdtrainers een hulpmiddel zijn voor het geven van de trainingen.
De trainer geeft op verschillende wijze trainingen, maar door dit boekwerk moet het eindresultaat (bijna) gelijk zijn. Ook staat in dit boekwerk hoe je een goede en gerichte training opzet en wat er in een training thuishoort.
Wat niet in deze map staat is oefenstof. Oefenstof moet je bedenken door gebruik te maken van je eigen fantasie of door aangeboden oefenstof. Bij aangeboden oefenstof moet je altijd bekijken of deze wel geschikt is voor het team wat je traint. Eventueel moet je de oefenstof vereenvoudigen.
Ook is er oefenstof verkrijgbaar via:
1. Boeken (“1001 korfbaloefeningen”, “Korfbal in zicht”);
2. Video’s ( NKTV modulen 1 t/m/ 3);
3. Nederlandse Korfbal Trainers Vereniging;
4. Boekje Kees Vlietstra.
Wij hopen dat jullie door dit opleidingsplan de training net zo of nog beter gaan voorbereiden c.q. gaan geven, zodat het niveau alleen maar beter kan worden.
Wat niet in dit opleidingsplan staat, maar wat wel zeer belangrijk is, is dat je altijd met veel enthousiasme een training moet geven, maar ook moet zorgen voor de nodige afwisseling en speelse elementen in een training.
Veel trainingsplezier en succes toegewenst.


Hoofdstuk 2 Het opzetten van een goede en gerichte training
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk stelt het opzetten van een training centraal. Aan de hand van de aspecten kennis en vaardigheden die een trainer moet bezitten, de opzet van een training en het plannen van trainingen geeft dit hoofdstuk aan hoe trainers hun trainingen kunnen geven en plannen. Iedere trainer heeft zijn eigen stijl van training geven en dit hoofdstuk is niet bedoeld om die stijl radicaal te veranderen.

2.2 Kennis en vaardigheden trainers
Voor het geven van trainingen en het coachen van wedstrijden is het noodzakelijk dat een trainer een aantal vaardigheden en kennis bezit of aanleert. Deze vaardigheden en kennis heeft hij nodig om zijn team op verantwoorde wijze te trainen en te coachen. De volgende aspecten zijn van belang.
Hoofdbedoeling van het korfbal:
De hoofdbedoeling van het korfbal is het winnen van wedstrijden aan de hand van het Scoren, het Opbouwen tot scoren en het Voorkomen van scoren (SOV-structuur). De training is een middel om het doel beter te kunnen realiseren. Hieruit blijkt dat de wedstrijd en de training direct met elkaar hebben te maken. De trainingsstof moet dan ook altijd een relatie hebben met de s.o.v.-structuur. Omdat veel sporten worden gekenmerkt door de s.o.v.-structuur is het daarnaast van belang dat trainingsstof korfbalspecifiek is. Tot slot is het doel van een training het bevorderen van de prestatie in de wedstrijd. Daarom dient de trainingsstof een duidelijke relatie te hebben met wedstrijdsituaties.
Basis korfbalvaardigheden:
Bij korfbal wordt met basisvaardigheden bedoeld het vangen, werpen en schieten. De ideale techniek van de basisvaardigheden wordt in Hoofdstuk 3 besproken. Een trainer dient te weten hoe de basisvaardigheden technisch moeten worden uitgevoerd. Want bij elke korfbalhandeling zijn de basisvaardigheden betrokken. Daarnaast is het beheersen van de basistechnieken voor een trainer noodzakelijk zodat een trainer verantwoord korfbalhandelingen en trainingsstof kan voordoen.
Wedstrijd/training kunnen lezen:
Voor het analyseren en corrigeren tijdens wedstrijden/trainingen is de s.o.v.-structuur een hulpmiddel. Met behulp van het onderscheid in scoren, opbouwen tot scoren en voorkomen van scoren kunnen spelers individueel en als collectief functies en taken krijgen. Daarnaast zijn de specificaties tijd (moment, looptempo, baltempo, timing) en ruimte (positie ten opzichte van de paal, tegenstanders en medespelers) en balbezit of niet-balbezit van belang.
Aan de hand van functies en taken van spelers individueel en als collectief en de specificaties tijd, ruimte, balbezit en niet-balbezit heeft een trainer de mogelijkheid een probleem tijdens een wedstrijd/ training duidelijk te benoemen en zo nodig te op te lossen of te corrigeren.
Begeleiden van een team:
Het begeleiden van een team is een breed begrip. Het begeleiden van een team op de dagen voor en na de wedstrijd valt onder trainen (zie volgende paragraaf). De trainer bereidt de korfballers voor op de komende wedstrijd en traint eventueel op fouten uit de vorige wedstrijd. Het begeleiden van een team tijdens wedstrijden valt onder het coachen. De coach wil het handelen van zijn spelers tijdens de wedstrijd beïnvloeden op basis van het geleerde in de training of op basis van gemaakte fouten tijdens de wedstrijd.
Zowel bij het trainen als bij het coachen heeft een trainer/coach invloed op zijn spelers. De manier waarop de trainer/coach en zijn spelers met elkaar om gaan is bepalend voor de mate waarin een trainer/coach ook daadwerkelijk invloed heeft.
Elke trainer/coach heeft zijn eigen stijl maar hieronder volgen tips die de invloed van een trainer/coach op zijn spelers kan vergroten:
- Ken de mogelijkheden van je spelers
- Ken de mogelijkheden van jezelf als trainer/coach
- Stem je gedrag af op de mogelijkheden van je spelers en op dat van jezelf als trainer/coach
- Verplaats je in de gedachtegang van spelers
- Wees duidelijk, open en consequent naar de spelers individueel en als collectief.
- Praat met spelers individueel en als collectief
- Als trainer/coach moet je boven de spelers staan, maar niet te ver.

2.3 De opzet van een training
De opzet van een training heeft te maken met het doel, de inhoud en de opbouw van een training.
Doel(en) van de training:
Een training staat nooit op zichzelf maar past altijd in een bredere context. Als trainer formuleer je doelstellingen voor je team en aan de hand daarvan maak je een trainingsplanning waarmee je probeert de geformuleerde doelstellingen te bereiken (zie paragraaf 2.4). Een training kan dus als een doel het aanleren van een nieuwe technische korfbalhandeling (schieten uit beweging) hebben en daarmee onderdeel uit maken van de planning. Aan de andere kant kan één van de doelen van een specifieke training zijn het trainen op fouten die in de voorgaande wedstrijd zijn gemaakt zodat deze in de komende wedstrijd niet meer worden gemaakt. Of het trainen op een bepaald tactiek gericht op de komende wedstrijd.
Voorafgaand aan een training dient een trainer een of meerdere doelen te hebben die hij na de training wil hebben bereikt.

Voorbeeld van een Indeling van de training:
- Welkom + W-up: 5- 10 minuten.
- Herhaling vorige training: 10- 15 minuten.
- Nieuwe oefenstof / Toevoeging: 10 minuten.
- Partij:10- 15 minuten.
- Afsluiting:5 minuten.

Inhoud van de training:
De inhoud van de training hangt af van de doelen van de training en wordt bepaald door de oefenstof. De oefenstof is in algemene zin gericht op het scoren, opbouwen tot scoren of voorkomen van scoren.
In het algemeen geldt voor de oefenstof dat er een duidelijke relatie met korfbal moet zijn (korfbalspecifiek) en dat oefeningen zo veel mogelijk met bal worden uitgevoerd. Daarnaast is het belangrijk aan sommige oefeningen een competitie-element toe te voegen. Spelers moeten een oefening kunnen winnen.
Dit beleidsplan is niet bedoeld om oefenstof te doceren, daarvoor is literatuur beschikbaar (zie Hoofdstuk 1) en kunnen trainers onderling informatie uitwisselen. De moeilijkheidsgraad van de oefenstof hangt af van het niveau van de selectie (zie paragraaf 2.4). Een trainer moet zich continu afvragen of datgene wat hij traint of wil trainen geschikt is voor zijn selectie.
Bij jongere selecties draait het vooral om het aanleren van de goede techniek en het beheersen van korfbalhandelingen. Herhaling is hierbij erg belangrijk. In hoofdstuk 3 staan de juiste technieken beschreven. Naarmate een selectie ouder is wordt tactiek belangrijker.
De opbouw van een training
Elke trainer deelt zijn trainingen op een eigen manier in. Maar uit de fysische wetenschap is gebleken dat een speler fysiek het meest gebaat is bij een trainingsopbouw die de intensiteit van de oefeningen varieert. De intensiteit van een training moet aan het begin van een training worden opgebouwd en aan het eind van een training worden afgebouwd. Daarbij is het belangrijk intensieve oefeningen af te wisselen met minder intensieve oefeningen.
Een training moet beginnen met een warming-up. Een trainer kan zijn spelers zelf de verantwoordelijkheid daarvoor te geven.
Tot slot een aantal tips voor het geven van de training.
- Plaatje-praatje-daadje; Wanneer je de opdracht geeft een bepaalde oefening uit te voeren is de kans het grootst dat de oefening goed wordt uitgevoerd als je de oefening met een aantal personen uit het team voor doet en er uitleg bij geeft.
- Overzicht; Wanneer je als trainer het team toespreekt of een oefening uit legt moet je zorgen dat je elke speler kunt zien en dat je voor elke speler zichtbaar bent. Je moet met elke speler oogcontact kunnen hebben. Tijdens de uitvoering van een oefening moet je ook overzicht hebben op alle of zoveel mogelijke spelers.
- Loop het, lukt het, leert het; Organisatie moet duidelijk en op niveau zijn, zodat de kinderen zich kunnen concentreren om de techniek. Veel herhaling zorgt ervoor dat de beweging automatisch wordt. Wordt de beweging eigen voeg dan één/twee aanwijzingen toe.
- Herhaling; Besteed minimaal 3 weken achterelkaar aandacht aan een techniek. Zijn de spelers in de fase van het aanleren van een techniek, pas dan op met de spelletjes met tijdsdruk. Beter is om te scoren uit een X-aantal pogingen.
- Stem als expressie- en instructiemiddel; Spreek niet monotoon wanneer je het team toespreekt. Varieer afhankelijk van de situatie in stemvolume en stemhoogte.
- Kort en duidelijk corrigeren; Maak je uitleg niet te lang, spreek op een dusdanig volume dat het voor alle spelers verstaanbaar is en voorkom herhalingen tijdens je uitleg.
- Bij corrigeren een veelvoud van aanwijzigen voorkomen; Wanneer je iets uitlegt is het beter je beperkt te houden tot een paar aanwijzingen. Te veel aanwijzingen op één moment komen niet over.
- Eerst algemene (grote) fouten verbeteren, daarna de individuele kleine;
- Toezien op uitvoering aanwijzingen;
- Gevarieerd corrigeren; Aanwijzingen hebben een grotere kans te worden uitgevoerd als je telkens op andere wijze corrigeert. Varieer in vriendelijk, boos, stimulerend etc. corrigeren.
- Veiligheid en verantwoord; Zorg dat de kans op blessures of ongelukken zo klein mogelijk is. Let op rondslingerende kleren, ballen en materiaal op het trainingsveld en zorg voor een juiste opstelling van de korven. Let ook op de kleding van je spelers in de verschillende weersomstandigheden. Daarnaast moet een trainer rekening houden met de belasting van zijn training op de spelers.

2.4 Het maken van een planning
Aan het begin van het seizoen maakt een trainer een planning voor het trainen van zijn team tijdens het komende seizoen. Dit doet je in overleg met de trainingscoördinator.
De eerste stap in het maken van een planning is dat de trainer moet bepalen wat het niveau is van zijn selectie en de individuele spelers die hij/zij training geeft en/of coacht. Het niveau van een selectie of een individuele speler hangt bijvoorbeeld af van leeftijd, talent, mentaliteit etc.
Afhankelijk van het niveau kan een trainer vervolgens doelstellingen bepalen die hij met zijn selectie en/of individuele spelers wil halen. Voor de jongere selecties of individuele spelers gelden voornamelijk doelstellingen die te maken hebben met techniek. Naarmate de (gemiddelde) leeftijd van een selectie of een individuele speler hoger wordt kunnen ook tactische doelstellingen een rol spelen. Een van de doelstellingen kan ook het halen van een bepaalde prestatie zijn ( kampioen worden, niet degraderen etc.).
Aan de hand van zijn doelstellingen kan een trainer trainingen of trainingsonderwerpen bedenken om zijn doelstellingen proberen te halen. In een planning kan een trainer vervolgens globaal beschrijven wanneer hij met welke trainingsonderwerpen naar het halen van zijn doelstellingen toe werkt. De oefeningen die een trainer bij de trainingsonderwerpen bedenkt hangen af van het niveau. Voorbeeld: oefeningen die gericht zijn op techniek maar qua organisatievorm te moeilijk zijn uit te voeren door een selectie missen hun doel. Dit geldt ook voor oefeningen die gericht zijn op tactiek. Het aanleren van een bepaalde spelvorm (of spelsysteem) is bij jongere of minder getalenteerde selecties of individuele spelers heel lastig.
Het maken van een planning lijkt heel lastig. Maar een planning kan heel globaal zijn. In hoofdstuk 4 wordt per leeftijdscategorie beschreven welke korfbalhandelingen spelers en een team moeten leren beheersen en dus welke trainingsonderwerpen je op de training moet behandelen. Rekening houdend met het wedstrijdschema kan een trainer zijn trainingsonderwerpen over het jaar verspreiden en daar zijn oefenstof op aanpassen. Een van de belangrijkste aspecten van een planning zijn de evaluatiemomenten. Op deze momenten bepaalt een trainer of hij zijn doelstellingen heeft gehaald of dat hij op de juiste weg is zijn doelstellingen te halen. Dat kan tot gevolg hebben dat de planning moet worden aangepast.
Een trainer bepaalt in overleg met de trainingscoördinator hoe intensief de planning gehanteerd wordt. Sommige trainers hebben nauwelijks iets op papier en doen alles uit hun hoofd. Wanneer je als trainer weet dat je daar niet toe in staat bent is het verstandig regelmatig aantekeningen te maken van zowel wedstrijden als trainingen. Je kunt als trainer voor je zelf bepalen hoe ver je hier in gaat. Sommige trainers hebben aan vier steekwoorden genoeg om een training te onthouden. Maar het is sowieso goed om een beeld te hebben van wat je hebt gedaan en van wat je nog moet doen. Zeker als je op een training aandacht wil besteden aan fouten die in een wedstrijd worden gemaakt.

2.5 Conclusie
Uit dit hoofdstuk blijkt dat het beginniveau van een selectie bepaalt hoe een trainer uiteindelijk zijn trainingen geeft. Een trainer dient zijn doelstellingen, oefenstof en coachgedrag aan te passen aan de mogelijkheden die het niveau van zijn selectie of individuele spelers hem biedt.
Hoofdstuk 5 gaat dieper in op het coachgedrag.


Hoofdstuk 3 Basistechnieken
3.1 Inleiding
De basis voor een goede korfballer cq. korfbalster is techniek. Oftewel, een goede techniek is de basis voor successen op sportief vlak. Daarom vind HHV het enorm belangrijk om tijdens de eerste korfbaljaren hier ontzettend veel aandacht aan te besteden. Van de welpjes t/m de B’s moet door de trainers gehamerd worden op een goede techniek. Hierbij geldt: het succes van een goede techniek zit in de herhaling van de oefenstof en een goede individuele coaching en begeleiding tijdens de trainingen.

3.2 Scoren
3.2.1 Bovenhands-stilstaand
Elementen
- voeten in kleine spreidstand(balans)
- bal op borsthoogte
- duimen achter / onder de bal
- vingers gespreid langs de bal
- armen gebogen, ellebogen niet naar buiten
- doorveren
- nastrekken na het schot
- laatste balcontact middel- en wijsvinger, geef een polsslag aan de bal mee (zwanenhals)
- beide armen dezelfde kracht
- ontspannen
- zelfcorrectie wat betreft de baan van de bal (bv. te hoog, te hard)
- boog van de bal

3.2.2 Bovenhands-uit beweging, wegstappen naar achter
Elementen
- zie bovenstaande punten
- afzet linkerbeen / afzet rechterbeen
- lichaam naar de korf gedraaid
- laatste pasaansluiting is groot
- na het schot landen op dezelfde plaats (niet naar voren eerder naar achteren bewegen)
- balans

3.2.3 Polsen schot, wegspringen voor balontvangst
Elementen
- Snelle polsbeweging;
- Bal op ooghoogte.

3.2.4 Uitwijkbeweging
Elementen
- zie bovenstaande punten
- zowel naar links als naar rechts
Als voorbeeld nemen we de uitwijkbeweging naar links:
1. grote startsnelheid(ga uit van een doorbraakpoging)
2. loopbaan recht naar de korf gericht
3. stopbeweging, rechter voet voor, voet dwars op de looprichting
4. kruispassend weglopen, op snelheid
5. op moment van balvangen indraaien, grote laatste pas, balans zoeken, links afzetten

3.2.5 Doorloopbal
ONDERHANDS
Elementen
- twee- en eenhandig
- kan de bal in de loop vangen met 2 handen (hierna zijn de elementen identiek aan strafworp)
- linker afzetbeen korf rechts passeren
- rechter afzetbeen korf links passeren
- tegenstander op de rugzetten na passeren
- laatste passen iets inhouden om dubbele kans te creëren
BOVENHANDS
Elementen
- twee- en eenhandig
- zie bovenhands schot
- laatste pas is groot
- laatste pas is omhoogwaarts gericht
- breng de bal boven je hoofd
- zie verder onderhands doorloopbal

3.2.6 Strafworp
Elementen
- afzet 1 been: vb rechts
- bal in volle hand, handen aan zij /onderkant van de bal, vingers gespreid, duimen boven op de bal (bal los in de handen houden)
- armen licht gebogen
- Er wordt een 'loopsprong' gemaakt, waarbij de linkerknie wordt opgeheven
- De armen zijn recht voor het lichaam en strekken naar de korf.
- bal hoogste punt loslaten
- landing linker voet

3.2.7 Vrije bal
Elementen
- nemer: gooit bal naar aangeef en schiet
- nemer: kruispassend / snel achteruitlopen
- nemer: ontvangt bal op ooghoogte en schiet, (polsenschot)
- aangever: onder korf en aan de twee zijkanten, ruit opstelling
- aangever: in balans staan en bal snel terug gooien op ooghoogte van de nemer.
- Aangever:kijken naar de voetenstand van de nemer, schot op links of rechts evt. voorkeur afvangen van de vrije bal

3.3 Werpen en vangen
3.3.1 Werpen met 1 hand
Elementen strekworp
- Stilstand en uitbeweging
- linkerhand / rechterhand
- rechts gooien linkervoet voor (schredestand)
- links gooien rechtervoet voor (schredestand)
- bal met gestrekte arm naar achteren op 1 hand vasthouden
- knieën licht gebogen
- bal langs je hoofd in rechte lijn weggooien
- arm/vingers na strekken
Variaties:
A. achter de rug langs gooien
B. rechts gooien in de sprong, links afzetten
C. links gooien in de sprong, rechts afzetten
D. over grond
E. combinatie achterlangs/over de grond

3.3.2 Werpen met 2 handen
Elementen
- uitstappen met een been
- ellebogen naar buiten
- via "spanboog" weggooien, armen strekken
- nawijzen armen/vingers

3.3.3 Vangen uit stand met 2 handen
Elementen
- Klaarstaan, duimen achter de bal
- bal naar je toe trekken


3.3.4 Vangen uit stand met 1 hand
Elementen
- 1 hand vangen
- bal voor je lichaam opvangen en dan naar je toetrekken
- stilstaand
- bewegend

3.3.5 Afvangen in sprong
Elementen
- bal op hoogste punt vangen
- goede afzet voor de sprong
- breng je lichaam onder de bal
- volg tijdens het schot de ballijn (timing)

3.4 Aanvallen individueel
Elementen
- stopbeweging
- kruispassend weglopen
- schijnbewegingen
- vrijspelen voor het schot
- blokzetten in de paal
Aan het individueel aanvallen moet vooral in de jeugd veel tijd worden besteed.
Zowel het vrijspelen voor het schot of op doorbraak spelen moet de aandacht krijgen.
Dit kun je veel in spelletjes doen zoals 1-1, 2-2 of 3-3 en eventueel 4-4 aanvallen, maar ook simpelweg door een opdracht te geven dat hij / zij in de lengte, dwarsrichting van de korf moet vrijspelen. De verdediger is belangrijk in deze situatie. Hij moet erbij anders heeft het vrijspelen geen zin (geef de verdediger bij de oudere jeugd de opdracht om afwisselend te verdedigen).
Beloon de aanvaller na een doelpunt of “straf” de verdediger omdat hij / zij een doelpunt tegen kreeg (bijvoorbeeld aanvaller mag blijven aanvallen en de verdediger moet blijven verdedigen).

3.5 Techniek van het verdedigen
3.5.1 Een tegen een
Elementen
- tussen de paal en de aanvaller staan
- driehoek vormen tussen de paal en de aanvaller en de bal
- zodanig opstellen dat altijd direct zicht kan worden gehouden op wat er in het vak gebeurt
- gebogen houding
- licht door de knieën
- balans tussen beide voeten
- voeten in spreidstand houden
- rechtervoet voorverdedigen
- rechtervoet voor, dan rechterhand opsteken
- linkervoet voorverdedigen
- linkervoet voor, dan linkerhand opsteken
- ballijn verdedigen
- blokzetten in de paal


3.5.2 Ballijnverdedigen [p.m.]
Elementen
-

3.6 Opbouw tot scoren
3.6.1 Samen een aanval opzetten.
Belangrijk is dat een aanval zo wordt opgezet, dat er kan worden overgegaan tot scoren.
Aanvalsmogelijkheden:
- 3:1
- 2:1:1 d/d+h/h en gemengd
- 1:3
- 4:0
- na voorverdedigen of achterverdedigen
- mengvormen
Elementen
- 4-0 situatie (schijnbeweging in-uit-in, van de bal afbewegen)
- voorkomen bij de korf m.b.v. de bal
- voorkomen bij de korf zonder bal
- doorloopbal aangeven (met of zonder stuit)
- doorloopbal vanuit de ruimte aangeven
- diagonale bal spelen (eventueel met aansteun van opzij voor doorbraak met vervolg)
- dubbel spelen
- 2-1-1 spelen afwisselend met 4-0
- functies (bijvoorbeeld elkaar niet in de weg staan)
- tijd / timing (op tijd naar binnen/voorkomen)
- ruimte (bijvoorbeeld aanvalsactie op 8 meter inzetten)

3.7 Voorkomen van scoren
3.7.1 Verdedigingsvormen- en elementen
Collectief verdedigen vereist dat men begrip heeft van het 1-1 verdedigen, voorverdedigen en achterverdedigen en kan alleen met goede communicatie tot stand worden gebracht.
Verdedigingsvormen:
- 1 tegen 1 verdedigen
- Ballijnverdedigen
- Voorverdedigen
- Achterverdedigen
- Reboundverdedigen
- Mengvormen
- Communicatie
          Elementen
           - afspraken maken over de verdedigingsvorm
           - verdedigen / keuze geven
           - rebound verdedigen (afvangen, “stelen”)
- Voorverdedigen vanuit de paalzone
- Voorverdedigen vanaf de zijkant
- Voorverdedigen aan de lijn
- Verdediger moet "overal" de bal volgen afhankelijk van wegtreksnelheid van de aanvaller.
- Verdediger staat ten opzichte van aanvaller rugwaarts, frontaal of in een driehoekje voor te verdedigen
- ballijnen afsnijden


3.7.2 Communicatie in de verdediging
Vang = schot tegenstander
Voor = men staat er voor bij de korf, de bal kan niet ingespeeld worden richting de korf
Laag = bal in de aangeef
Naam = bal gaat naar je tegenstander
Partij = de bal is onderschept door de verdediger

 

Hoofdstuk 4 Prestatieniveaus per leeftijdscategorie
We onderscheiden de volgende groepen:
 niveau 1 (gemiddeld welpen en F-pupillen)
 niveau 2 (gem. E-pupillen)
 niveau 3 (gem. D-pupillen)
 niveau 4 (gem. C-aspiranten)
 niveau 5 (gem. B-aspiranten)
 niveau 6 ( gem. A-junioren).
Het niveau op dat moment is bepalend voor de prestatieniveaus. Wat in het prestatieniveau geëist wordt moet men op het eind van het seizoen of bij het verlaten van een leeftijdcategorie behaald hebben.
Niet iedereen zal aan de eisen kunnen voldoen, maar het gemiddelde moet op het geëiste niveau zitten.
Men moet ook altijd terug vallen op het geleerde van de jaren ervoor, want je moet het geleerde blijven onderhouden c.q. verbeteren en automatiseren.

De belangrijkste onderwerpen naar leeftijdscategorie in schema:

OVERZICHT TRAININGSDOELSTELLINGEN
TEAM W F E D C B A
PRESTATIENIVEAU 1 1 2 3 4 5 6
               
GOOIEN & VANGEN              
gooien, stilstaand, links en rechts B B/O O/A A A A A
gooien, stilstaand, stuitpass, eenhandig, links en rechts B B/O O/A A A A A
gooien, uitstappend/pivoteren, eenhandig, links en rechts B B/O

O/A

O/A A A A
gooien, stilstaand, tweehandig B B/O O/A O/A A A A
gooien, in beweging/op bewegende speler, links en rechts S B B/O O O/A O/A A
gooien, in beweging, tweehandig   B B/O O O/A O/A A
onderhands plaatsen, links en rechts   B B/O O O/A O/A A
aanplaatsen doorloop, eenhandig met uitstappen   B B/O O O/A O/A A
aanplaatsen uitwijkbal   B B/O O O/A O/A A
vangen, tweehandig, stilstaand B B/O O/A A A A A
vangen, tweehandig, in beweging B B/O O/A A A A A
vangen, eenhandig, links en rechts   B B/O O O/A O/A A
rollende bal verwerken B

B/O

O O/A A A A
hoge/lage ballen verwerken (incl. springen) B B/O O O O/A O/A A
               
SCHOT & DOORLOOP B B/O O O/A A A A
schot uit stilstand S B B/O O O/A A A
wegtreken bij korf met schot uit stilstand S B B/O O O A A
uitwijkbal met schot uit stilstand     B B B/O O A
schot uit een beweging op één been   B O O/A A A A
strafworp onderhands     B B/O O O/A A
omdraaibal   B O O/A A A A
doorloopbal onderhands, aangeef onder de korf   B B/O O O/A A A
doorloopbal na wegtrek zelf inspelen met goede hand     B B O O/A A
doorloopbal na wegtrek met overpakken   S B O O/A A A
doorloopbal onderhands, aangeef uit de ruimte           O A
doorloopbal bovenhands              
               
AANVAL              
ruimte gebruiken (incl. beginopstelling) B B/O O A A A A
innemen aangeefpositie, insnijden (na balcontact)   B B/O O O/A A A
spelsysteem 3-1   B B/O O O O A
spelsysteem 2-1-1     B O O O A
spelsysteem 4-0     B B/O O O A
innemen afvangpositie/ afvangen uit ruimte   S B B/O O O A
uitblokken/sprongduel afvang   S S B B/O B/O A
schijnbewegingen/reageren op verdediger   S B B/O O O/A A
vrije bal met varianten     B B/O O O/A A
uitverdedigen B   O A A A A
anticiperen op achterverdedigen           B A
               
VERDEDIGEN            

 

collectief voorverdedigen als bal nog niet in het vak is

B

B O A A A A
bal uitwerken, niet via paalzone B B O A A A A
1-1 verdedigen B B/O

O

O/A A A A
afwisselen schotpressie en terugzakken   S B B/O O O A
voorverdedigen in paalzone   B B/O O O

O/A

A
vakverdedigen   S S B B/O O A
communiceren     B B/O O O/A A
overnemen van een tegenstander S B O A A A A
overnemen van een tegenstander, bijzondere situaties     S B B/O O A
gebruik maken van armen/pressie op gooien S B B/O O O/A A A
ballijnen en looplijnen verdedigen/pressie op ontvangen   S S B O/A O A
achterverdedigen         S B A
               
S = spelenderwijs B = basis aanleren O = oefenen/verbeteren A = automatiseren


4.1 Niveau 1 (welpen en F-pupillen)
In een training van niveau 1 (gem. welpen en de jongste pupillen) moet een trainer veel oefenstof in spelvorm aanbieden, waarbij verschillende bewegingsvormen aan de orde komen.
De trainer zal de oefenstof moeten kiezen die voor de welpen en de jongste pupillen van belang is om ervaringen op te doen met de basiselementen van korfbal. De trainer zal hierbij een stimulerende rol moeten spelen en het spelend leren van de pupil begeleiden. Wanneer de kinderen in een competitie gaan spelen is ook van belang dat ze de spelregels van het korfbalspel weten. Dit moet ook op de training verteld worden en duidelijk gemaakt worden.
Algemeen
- Spelregels leren
- Kennis laten maken met de bal (angst voor de bal)
- Werpen met 1 en 2 handen
- Vangen met 2 handen
- Afstandschot
- Algemene loopvaardigheden in spelvorm (motoriek: lopen, starten, stoppen, sprinten, keren, wenden, springen)
- Strafworp
- Evt. doorloopbal
- Evt. uitwijkbal (alleen bij kinderen die een redelijk niveau hebben): geef uitleg met wat er bedoeld wordt met een uitwijkbal (= mislukte doorbraak) neen
Aanvallen
- Partijtjes (monokorfbal), accent op leren samenspelen
- Paalgericht werken (aanvallen)
- Lange worp als aanvalspatroon
- Afvangen
Verdedigen
- Verdedigend jagen (bal onderscheppen)
- Aan de goede kant van je tegenstander opstellen (tussen de korf en de tegenstander, met een hand omhoog)
- Overnemen
- Afvangen
Aanwijzingen/coaching
- Korte uitleg
- Voorbeelden gebruiken
- Veel individueel gerichte oefenstof
- Nadruk op techniek
- Speelelement belangrijker dan leerelement
- Speels/lat niet te hoogleggen/bewust zijn van de kenmerken van deze leeftijdscategorie

4.2 Niveau 2 (E-pupillen)
Deze kinderen zijn speels en gauw afgeleid. Ook moeten ze bepaalde spelregels nog leren, zoals tweevakken korfbal en de functies verdedigen en aanvallen, lopen met de bal, wisselen van vak en functie, uitbal, etc.
Algemeen
- Werpen met 1 hand (links en rechts) uit stand en beweging over korte en lange afstanden
- Werpen met 2 handen uit stand en beweging over korte afstanden
- Vangen met 2 handen in stand en beweging
- Vangen met 1 hand in stand
- Afstandschot tot op minimaal 5 meter
- Afstandschot uit beweging
- Algemene loopvaardigheden (motoriek)
- Uitwijkbal
- Doorloopbal onderhands
- Strafworp
Aanvallen
- Leren de ruimte (vak) te verdelen en wanneer vrij (in aanval) moet er geschoten worden
- Aanvullen onder de korf (aangeefpositie)
- Aangeven doorloopbal
- Partijtjes, accenten op vrijspelen en schieten onder druk
- Voorzichtig starten met 4 – 0 vakverdeling
- Doorbreken met en zonder bal
- Afvangen
- Vrije ballen
Verdedigen
- 1 tegen 1 verdedigen (consequent volgen)
- Overnemen
- Niet inspringen
- Verdedigingshouding
- Uitverdedigen
Aanwijzingen
- Korte uitleg
- Voorbeelden gebruiken
- Samenspel krijgt belangrijkere plaats
- Speelelement en leerelement beide belangrijk

4.3 Niveau 3 (D-pupillen)
Deze pupillen zijn snel afgeleid, maar hebben wel belangstelling om te leren en beginnen het doel van het korfbalspel te begrijpen. Ze hebben een snelle ontwikkeling van kracht en een verbeterde lichaamscoördinatie en zijn in staat technisch en tactisch een hoop te leren.
Algemeen
- Werpen met 1 hand tot 6 meter met verkeerde hand
- Werpen met 1 hand op bewegende speler tot 7 meter
- Vangen met 2 handen uit stand en beweging over korte afstanden
- Vangen met 1 hand in stand
- Afstandschot tot 6 meter
- Afstandschot tot 6 meter in lichte beweging
- Uitwijkbal (links en rechts)
- Omdraaibal
- Doorloopbal: onderhands, bovenshands en uit de ruimte
- Strafworp
Aanvallen
- Innemen aangeefpositie
- Aangeven doorloopbal onder de korf en vanuit de ruimte
- Afvangen met nadruk op timing
- Schieten onder druk
- Doorbreken met en zonder bal
- Aanvalspatronen, met accent op vrijspelen en in de ruimte spelen
- 4 – 0 vakverdeling naar 3 – 1
- Vrije ballen
Verdedigen
- Voorverdedigen
- Coachen naar medespelers
- 1 tegen 1 verdedigen
- Overnemen
- Uitverdedigen
Aanwijzingen
- Voorbeelden gebruiken
- Relatie training – wedstrijd
- Samenspel belangrijk
- Geschikte groep voor prestatiesport

4.4 Niveau 4 (C-aspiranten)
Deze kinderen worden slimmer en stellen vragen. Ze kunnen situaties en problemen herkennen. Hier kan over gesproken worden. Voorkomend probleem is de kracht van het individu. De techniek van de C-aspirant kan voldoen aan de eindnorm maar de kracht kan tekort schieten voor een diagonale pass of een afstandschot van 7 meter. De techniek blijft dan de leidraad waar de trainer zich op moet richten (verklein bijvoorbeeld de afstanden).
Algemeen
- Zie voorgaande niveaus
- Alle bestaande werptechnieken
- Afstandschot tot op minimaal 7 meter
- Afstandschot uit beweging
- Uitwijkbal links en rechts
- Doorloopbal na uitwijkbeweging
- Onderhandse en bovenhandse doorloopbal
- Overpakbal (l/r)
- Omdraaibal
- Schot uit afvangen
- Snelheid van het schieten opvoeren
- Meerdere schijnbewegingen (individueel aanvallen)
- Strafworp
Aanvallen
- Opvoeren van de snelheid van handelen
- Aangeven doorloopbal onder de korf en vanuit de ruimte
- Schieten onder druk
- Afvangen met nadruk op timing en sprongkracht
- 1 tegen 1 aanvalstechnieken (nadruk op aanvallen zonder bal)
- Beginnen met 4-0 aanvalspatroon
- Van 4 – 0 aanvalspatroon naar 3 - 1 aanvalspatroon met nadruk op aanvaller – steuner
- van 3 – 1 aanvalspatroon naar 2 – 2
- afspraken over vrije ballen
Verdedigen
- 1 tegen 1 verdedigingstechniek
- Overnemen
- Voorverdedigen met coaching
- Uitverdedigen
Aanwijzingen
- Nadruk op techniek (leeftijd van coördinatieproblemen)
- Inzicht verdeling korfbalfuncties binnen het vak
- Oppassen voor overbelasting en blessures
- Duidelijke regels en afspraken zijn belangrijk

4.4 Niveau 5 (B-aspiranten)
De B-aspiranten worden kritischer ten opzichte van het gezag. Het is nodig veel basisvaardigheden te herhalen. Kinderen hebben het vertrouwen nodig in hun eigen kunnen. Tactisch zijn er meer mogelijkheden.
Algemeen
- Zie voorgaande niveaus
- Alle werptechnieken
- Afstandschot uit beweging op 1 been tot 6 meter
- Afstandschot uit stand tot op 8 meter (vanuit alle posities)
- Onderhandse en bovenhandse doorloopbal
- Doorloopbal in de lucht
- Uitstartbal op links en op rechts
- Schot uit vangen
- Uitwijkbal links en rechts
- Strafworp
- Omdraaibal
- Beheersing van de diagonale bal
- Overpakken van de bal (bij uitwijkbal)
Aanvallen
- Aangeven doorloopbal onder de korf en vanuit de ruimte
- Afvangen met nadruk op positiekeuze en sprongkracht
- Schieten onder druk
- 1 tegen 1 aanvalstechniek
* Aanvalspatronen:
o Van 4 – 0 naar 3 – 1 (3 aanvallers en 1 in de rebound)
o Van 4 – 0 naar 2 – 2 (2 aanvallers, 1 in de rebound en 1 in de aangeef)
o Van 4 – 0 naar 1 – 3 (1 hoofdaanvaller, 1 in de rebound, 1 in de aangeef onder de korf en 1 aan de zijkant voor de aangeef)
o Uitspelen van overnamesituaties
- Afspraken over vrije ballen
- Beginbal
Verdedigen
- 1 tegen 1 verdedigingstechniek
- Overnemen
- Voorverdedigen vanuit alle posities + coaching
- Overnemen bij het voorverdedigen
- Overzicht houden en voor steel gaan
Aanwijzingen
- Leren staat centraal
- Veel aandacht voor bedoelingen oefenstof
- Afronding techniek
- Spelpatronen ondergeschikt aan inzicht in korfbalfuncties

4.5 Niveau 6 (A-junioren)
De junioren krijgen een groter uithoudingsvermogen, zijn meedenkend, maar ook kritisch. Ze kunnen verantwoordelijkheid dragen.
Algemeen
- Zie voorgaande niveaus
- Alle werptechnieken
- Beheersing diagonale bal
- Afstandschot uit beweging op 1 been tot op 7 meter met verschillend voetenwerk (naar binnen en buiten en op een lijn)
- Afstandschot uit stand tot op 9 meter (vanujit alle posities)
- Uitwijkbal links en rechts
- Doorloopbal: onderhands, bovenhands en in de lucht
- Omdraaibal
- Overpakbal
- Schot uit vangen
- Uitstartbal
Aanval
- Aangeven bal vanuit een hoge aangeef
- Afvangen: timing en positie
- Uitspelen van overname situaties
* Alle aanvalspatronen zoals:
o 4 - 0
o 3 – 1
o 2 – 2
o 1 – 3
o ongelijke bezetting (dame / heer)
o rebound oplossing
o spelen op balbezit
- Beginbal
- Afspraken over vrije ballen
Verdedigen
* Alle verdedigingspatronen
o 1 tegen 1
o achterverdedigen (rebound)
o voorverdedigen
o overnemen (ook met voorverdedigen)
o bal jagen (voor steel gaan)
Aanwijzingen
- Relatie training – wedstrijd belangrijk
- Veel aandacht voor bedoelingen leerstof
- Verbeteren van technische vaardigheden
- Spelpatronen belangrijkst


Hoofdstuk 5 Warming up / cooling down
Warming-up en de cooling-down moet je eerst onder leiding van de trainer en later zelfstandig of door iemand van de groep laten doen (afwisselen).
WARMING UP EN COOLING DOWN
Wanneer je als trainer de spelers en speelsters de opdracht geeft om een warming-up en een cooling-down zelfstandig uit te voeren, dan moet deze uit het volgende bestaan:
Warming-up
Loslopen: 3 a 5 minuten
Sportspecifieke bewegingen:
- knieheffen
- hakken / billen
- huppelen steeds hoger springen
- zijwaarts aansluit
- zijwaarts kruispas
- achterwaarts, l + r been voor
- steigerung (vanuit stilstand opbouwend naar de sprint)
- armen zwaai voor+achterwaarts
Balvaardigheid: Goochelen met de bal
- Bal van hand op hand, vuist, elleboog tikken ( hooghouden met handen)
- Achtjes maken onder je benen door
- Bal om je lichaam heen draaien
- Bal achter je rug vangen / gooien
- Bal uit de loop van de grond pakken / lucht vangen
- Bal laten draaien op je vinger
- Bal omhoog gooien, rondje draaien en weer vangen, enz.
Korfbal
- doorloopballen
- afstandschieten
- uitwijkballen
- eventueel strafworpen
Rustig tempo beginnen, later tempo verhogen richting het maximale en eventueel met verdediger.
Bij een wedstrijd eventueel eerst loslopen en inschieten, dan bespreking en daarna de rest van de warming-up tot vlak voor de wedstrijd.


Hoofdstuk 6 Communicatie / coaching
6.1 Coachen is moeilijk
Coachen is bijzonder moeilijk. Je moet je ploeg de juiste aanwijzingen geven. Je moet de wedstrijd kunnen lezen en je moet analyses kunnen maken zowel tijdens de wedstrijden als daarna. Wat gaat er mis en waarom en/of waardoor gaat het mis? En wat gaat er goed, maar moet nog verbeterd worden?
Verder is het belangrijk je ploeg gemotiveerd te houden. Juiste coaching is een van de belangrijkste zaken voor een ploeg. Als er geen coach is, zal een team spelen als een boot zonder stuurman. Dit geldt zeker voor de jeugdploegen. De ploeg mist dan vastigheid en de mogelijkheid om op iemand terug te kunnen vallen langs de lijn. De ploeg mist de voornaamste informatiebron en de ploeg mist een belangrijk sleutelfiguur in het hele sociale reilen en zeilen van de ploeg.
In het boek COACH van de journalisten Bas Barkman en Rob Willemse staan een aantal interessante uitspraken van topcoaches in Nederland:
Henk Gemser (schaatscoach): ík heb ze voorgehouden dat ze net zo fanatiek moeten zijn als ik en dat ze maar 1 doel voor ogen moeten houden: door een betonnen muur heengaan’.
Henk Gemser tegen Leo Visser: ‘ben je in staat je tegenstander te vermoorden? Ja, zegt Leo Visser. Gemser: dan ben je bezig jezelf te vermoorden’.
Henk Gemser: ‘praten met de sporters, dat is het leukste van coach zijn’.
Henk Gemser: ‘eerst ga ik de situatie inventariseren. Ik spring er niet meteen bovenop. Dan laat ik het op een paar trainingen rustig op elkaar werken en daarna ga ik mezelf een marsroute uitstippelen en praat erover. Kan de persoon cq. het team zich er in vinden, dan is dat iets wat in gezamenlijkheid gebeurt. Dan pas start ik echt’.
Hans Jorritsma (hockeycoach): als de ploeg wat minder speelt moet je toch het vertrouwen houden in wat je zegt tegen de spelers. Je moet niet ineens andere dingen gaan inbrengen omdat het minder gaat. Ik moet als coach heel herkenbaar zijn’.
Ben Crum (korfbalcoach): een coach is een streber, hij is geiler dan een kamerlid. En die zijn al harstikke geil. Ik vind het beste willen en altijd willen presteren geen slechte eigenschap’.
Johan Cruijff (voetbalcoach): ‘een goede club wint als het goed draait en verliest niet als het slecht draait’.
Johan Cruijff: ‘maar de basis van een goede coach is, dat hij recht door zee is en niet met twee maten meet. Dan heb je negen van de tien keer het meeste respect’.
Johan Cruijff: ‘winnen is de basis, dat is logisch. Maar het is maar net wat je wilt winnen. Wil je een kampioenswedstrijd winnen, of wil je het niveau hoger krijgen?’.

6.2 Hoe ervaart de speler het coachen?
Wat is het nut van een coach:
- Bepaalt de spelorganisatie
- Waar 8 mensen staan die weten dat er 1 iemand de baas is
- Hij/zij sleept de ploeg er doorheen als het even niet gaat
- Van verschillende mensen 1 collectief maken
- Begeleidend, voorbereidend, informatie verstrekkend, ploeg op scherp zetten, zorgen voor de juiste sfeer
- Rust overbrengen als het niet goed gaat
Belangrijk is dat je als trainer/coach in jezelf gelooft. Zorg eerst dat je de sterke en zwakke punten van jezelf kent en dat je de goede punten van jezelf weet over te brengen en uit te buiten. Maar durf je ook kwetsbaar op te stellen. Je weet immers niet alles en bent bovendien nooit te oud om nog dingen te leren. Trek dus geen muur om je heen en wees niet bang dat de groep je zwakke punten leert kennen.
Tijdens voorbesprekingen ben jij de baas. Je mag dan autoritair overkomen. Zorg dan wel dat je weet waar je het over hebt. Bereid je goed voor op wat je zegt en zorg er dan ook voor dat je achter je eigen besluiten staat. Na de bespreking moet je weer deel uit gaan maken van de groep.
Besprekingen tijdens de rust dienen om tactische wijziging door te geven Of om de moraal van de ploeg weer op te vijzelen. Zorg dat de ploeg op scherp komt te staan en houd je speech kort en efficient.
Weet ik hoe de speler als individu benaderd moet worden? Bij een ieder is dat anders. Zorg er ook voor dat je aan spelers opdrachten mee geeft, die ze ook uit kunnen voeren. Als ze het niet kunnen mag je die opdracht ook niet geven.
Een wissel kan tactisch zijn maar ook een sanctie. Weet van tevoren dat een speler emotioneel kan reageren. Laat dat gebeuren want dat mag. Zorg in ieder geval dat deze situatie na de wedstrijd ophoudt. Of door te praten of door het te negeren. Laat het niet een eigen leven gaan leiden. Zorg dat je er bovenop zit.
Wees duidelijk over je doelen. Wil je kampioen worden, dan sta je daar voor. Laat dat dan merken in je gedrag. Straal zekerheid uit en pep de ploeg op. Zo gaat dat bij iedere doelstelling. Zorg dat je erachter staat en maak het waar.